Reisinspiratie
Artikel voor vakblad 'De Architect'
Mijn favoriete architectonisch verantwoorde vakantielocatie ligt zo ver mogelijk weg van de architectuur, want tijdens vakanties wil ik vooral uit de waan van de dag stappen, andere dingen tegenkomen dan ik gewend ben en ruimte maken voor reflectie. Alleen als je afstand neemt kun je helder zien wat iets is en betekent, en dat geldt zeker als je doorgaans zo intens focust op je vak als veel architecten doen, ondergetekende incluis. Daarom ga ik ieder jaar tijdens één van de vakanties de natuur in. Dat zou iedere Nederlander moeten doen, want uiteindelijk zijn we in Nederland allemaal gewoon stadsbewoners die geneigd zijn om het gehele concept natuur te reduceren tot de kleur groen. Als je niet zo nu en dan uit de geciviliseerde bubbel komt en de sublieme ervaring van échte natuur opdoet, leer je bovendien nooit écht wat de planeet eigenlijk is, en hoe al onze menselijke activiteiten zich hiertoe verhouden. Nadat je een gletsjer hebt zien wegsmelten ben je voorgoed een ander mens, heb ik ervaren.
Aan alle verstokte stedelingen die nu enorm in de stress schieten omdat ze primitief op vakantie moeten: Je hoeft niet bang te zijn. Ook boven op een berg of midden in een gestold lava-veld kun je met de juiste tools gewoon een heerlijke espresso drinken van lot61- of man-met-bril-bonen. Dat is dus dubbel genieten. En tegelijkertijd is de incidentele ‘architectuur’ die als figurant in deze landschappen opereert óók nog eens inspirerend. Die is daar namelijk per definitie lokaler, circulairder, meer in harmonie met de biotoop en betaalbaarder dan je het gehele jaar daarna gaat tegenkomen. Alles wat we vandaag de dag in ons vak nodig hebben dus, en tegelijkertijd vaak pareltjes van geniaal simpele bouwtechieken waar je je hart aan kunt ophalen. Ik ben nog steeds gelukkig van mijn eerdere reizen door de exotische en minder exotische natuur van Ijsland, de Dolomieten, Corsica, Schotland, Pyreneën, Iran, Zwitserland en de Kaukakus. Stuk voor stuk aanraders, en dat geldt écht niet alleen als je te voet of te fiets door het landschap beweegt. Natuurroadtrips zijn ook gewoon prachtig, zeker met goede muziek erbij.
Wat dat laatste betreft is Noorwegen een van mijn favoriete bestemmingen dichtbij huis. Ten eerste natuurlijk door de majestueuze fjorden, hoogvlaktes en wouden, waar het wegennet van het land zo mooi doorheen kruist. Daarnaast heeft de Noorse overheid geïnvesteerd in een netwerk van tientallen kleine architectonische bouwwerken aan deze ‘scenic routes’ die de kwaliteit van het landschap uitvergroten. Een driehoekig uitkijkpunt door Code Arkitektur, bijvoorbeeld, waar je vanaf één van de drie punten opgetild tussen de bergen zweeft. Of de loopbrug door Todd Saunders en Tommie Wilhelmsen die uitsteekt boven een klif en na vijftig meter naar beneden buigt om je loodrecht de diepte in te sturen als je de weg zou volgen. Reiulf Ramstad tekende een betonnen wandelroute die gevoelig tussen de boomstammen door richting een uitkijkplatform vloeit en Carl-Viggo Hølmebakk deed iets vergelijkbaars richting het water. Het zijn er te veel om op te noemen. Ze hebben er een Zumthor, het beroemde Juvet Landscape Hotel en één van mijn persoonlijke favorieten is het rendier-kijk-paviljoen van Snøhetta, met een massief houten uitgeslepen interieur waar de houtskool-geur van de haard de sensorische ervaring compleet maakt.
Stuk voor stuk moedigen de kleine bouwwerken je aan om uit te stappen, even stil te staan en alle aandacht op het landschap te richten. De Noren hebben een website gemaakt waarop je het grootste deel kunt vinden (https://www.nasjonaleturistveger.no/). Ga dat zien, en vooral ook met alle zintuigen beleven. Je komt als herboren terug in de grote, maar uiteindelijk toch erg kleine, stad die Nederland heet en hebt direct ook weer scherp op je netvlies wat ons te doen staat om te voorkomen dat al dat moois op de wereld verdwijnt. Heel architectonisch verantwoord, dus.