Sublieme bulk
Een tijdje geleden maakte ik een wandeling van Amsterdam Oost naar de Zaanse Schans. Die tocht leidde door het Westelijk havengebied, een vervreemdende sublieme ervaring van schaalverschillen. Tussen die enorme kavels, de kranen, loodsen en de ellenlange rechte wegen enerzijds, en mijn sjokkende lichaam en diens kleine stappen anderzijds. Dit grootse havengebied wordt de komende decennia getransformeerd tot stad. Maar je kunt het ook verknoeien.
De stedeling blijft oprukken en slokt meer reeds in gebruik zijnde gebieden binnen de stadsgrenzen op. De volgende doelwitten in dit ontginningsproces zijn de grootschalige industriële (haven)gebieden. De potentieel beschikbare oppervlaktes zijn daar groot. In ‘Havenstad’ in Amsterdam zouden 70.000 woningen gerealiseerd kunnen worden. Dat is meer dan vijftien procent van de huidige woningvoorraad van de stad. Rotterdam is wat voorzichtiger en durft hardop nog niet veel verder te kijken dan het Merwevierhavengebied. Maar ook daar is het vermoedelijk een kwestie van tijd totdat er verder naar het Westen gekeken wordt.
Het westen is altijd al de windrichting van nieuwe mogelijkheden en optimisme, en ook in dit geval is er aan potentie daar geen gebrek. Op ruimtelijk niveau is er die schaal van de kavels, die het mogelijk maakt om aan allerlei andere vormen van stedelijkheid te denken die we nu nog niet inzetten. Ruime landschapsparken met clusters van dichte bebouwing en plukjes torens met fenomenale uitzichten of stadsboulevards met weids uitlopende hovenstructuren, zoals je ze uit Wenen kent, maar dan ruimer.
Vanuit maatschappelijk perspectief gezien is de belofte ook groot. Eindelijk komt er ruimte vrij met een schaal waarin serieuze en vooral betáálbare, meters kunnen worden gemaakt. Met een beetje goede wil proef je de sfeer die er ook gehangen moet hebben ten tijde van het Algemeen UitbreidingsPlan. Toevallig of niet, ook dat speelde zich grotendeels in het Westen af. Dat was écht stadsontwerp: een ruim canvas, stevige structurele lijnen, robuuste blokken en buurten, geen gefriemel. Serieuze volkshuisvesting op een indrukwekkend schaalniveau: sublieme bulk.
Maar hoe doe je aan zo’n bijzonder bestaand milieu als een havengebied recht in de toekomstplannen? En hoe houd je die meters ook daadwerkelijk goedkoop? Hiervoor moet je als dienst stadsontwikkeling wel uit je routine stappen. Je kunt er anders op wachten tot dit landschap straks netjes in stukken wordt gesneden. Om vervolgens te eindigen met de korrelgroottes waar we de afgelopen decennia mee werkten.
Maar waarom zouden we? Dat ruimtelijk denken komt uit de tijd van de bankencrisis. De tijd waarin spontane kleinschalige projecten nodig waren om de vastgelopen ontwikkelingen uit het slop te trekken. Waarin zelfbouw het enige middel leek om nog een beetje kwalitatieve architectuur in je stad te produceren. En waarin je met gemixte ontwikkelplannen vooral heel slim op verschillende paarden tegelijk kon wedden om je risico te spreiden.
Dat dit nog in kleinschalige binnensteden gebeurt is goed uit te leggen. Maar stel je eens voor dat je straks in die havenzones honderden meters lange rijen van die aanstellerige, verschillende blokken hebt. Daar raakt de hele buurt overprikkeld van. En dit model met kleine blokken met verschillende gevels, verspringende daklijnen en plinthoogtes, en andere constructiesystemen draagt natuurlijk ook niet bij aan de betaalbaarheid.
Als je écht voor betaalbaar gaat heb je een bulk-aanpak nodig, met meer repetitie en grotere eenheden. De korrelgrootte in de voormalige havenzones is ernaar. Dus laat die nieuwe joekels van woongebouwen maar komen.
Op de terugweg van mijn wandeltocht liep ik over de ruim twee kilometer lange Hoofdweg met die langgerekte bouwblokken, waaronder de 250 meter(!) lange gevelwand van Hendrik Wijdeveld. Wie daar ooit eens is geweest, weet dat het kan. Daar gaat goed gelukte, sublieme bulk zélfs samen met een fijnzinnig gevoel voor de menselijke maat.