Gastvrij en transparant

Het liefst leven we in een wereld waarin onze publieke gebouwen gastvrij zijn voor ieder individu. Hoe opener en transparanter, hoe gastvrijer lijkt daarbij de regel. Maar zijn openheid en transparantie wel de juiste publieke waarden om niet alleen de grote groepen, maar ook alle individuen te bedienen? Nadenken over het juiste vertrekpunt is in onze tijd geen overbodige luxe.

In de ideale wereld waar velen vandaag naar streven kan iedereen op een gelijkwaardige manier meedoen aan het publieke leven, ongeacht leeftijd, vermogen, geslacht of culturele achtergrond. Daarom proberen we publieke buiten- en binnenruimtes te maken waar iedereen zich welkom voelt, en waar de drempel tot betreden zo laag mogelijk is. Niemand zou zich buitengesloten moeten voelen. Ook wij architecten dragen ons steentje bij aan een drempelloze uitnodigende wereld, hoewel we natuurlijk niet de toegangsprijzen bepalen.

Een van de meest gebruikte bezweringsformules om publieke interieurs ‘voor iedereen’ te maken, is de toepassing van een zo transparant mogelijke gevel, met royaal zicht op de belangrijkste publieke plek in het interieur. Als iedereen het kan zien, ís het ook voor iedereen, lijkt de onderliggende gedachte. In de wereld van het luchthaven- en stationsontwerp is inderdaad bewezen dat transparantie mentale rust biedt en oriëntatie geeft, en daarmee voor een gevoel van controle en comfort zorgt. Maar is dit ook de beste vorm om iedereen zich op zijn gemak te laten voelen?

We beginnen opnieuw te beseffen dat er misschien niet één soort optimale ruimte bestaat die past bij ieder mens. De geschiedenis herhaalt zich. Le Corbusiers idee van de modulor als uniforme maat voor de gebouwde omgeving werd vakkundig afgebroken door de postmodernen – en na de op globale statistieken en rekenmodellen gebaseerde architectuur van de vorige decennia lijkt er een voedingsbodem te zijn voor een nieuwe omslag. In de maatschappij wint de focus op specifieke eigenschappen en verschillen terrein op het idee van ‘de norm’. Een wereld opgebouwd rond de ‘modale’ mens blijkt namelijk toch snel te resulteren in een tirannie van het gemiddelde, waarin uiteindelijk niet alleen seksisme en racisme aan de orde van de dag zijn, maar simpelweg alles in een eendimensionaal keurslijf gedwongen wordt. En passant trekt ook al het andere leven op de planeet aan het korte eind.

Aandacht voor verstikkende en destructieve normen begint mondjesmaat zijn weg te vinden in het architectendiscours. Maar soms bekruipt mij het gevoel dat onze aanpak hierbij niet radicaal genoeg is, en we snel weer zullen vervallen in een nieuw – weliswaar ander – normatief denken. We zijn zó optimistisch over onze goede bedoelingen dat we denken dat we gewoon een bétere norm moeten bedenken dan de vorige, maar ook van die bétere norm worden vast anderen straks weer de dupe.

Laten we dus rigoureuzer te werk gaan en een andere grondhouding zoeken, waarbij de niet-norm – en daarmee indirect ook het kwetsbare – het vertrekpunt is van het denken en ontwerpen. Dat is eigenlijk ook veel logischer als je juist de individuen wilt aanspreken die zich niet eenvoudig in groepen laten vangen, en die ‘nog niet meedoen’.

Eerste aanknopingspunten waren te vinden in de tentoonstelling ‘Safe Spaces’, onlangs te zien in het Amsterdamse architectuurcentrum Arcam. In een bescheiden, maar rijke en indrukwekkende reis door de tijd leidden de curatoren de bezoeker langs plekken die niet de norm zijn of waren, waaronder schuilkerken, opvanghuizen voor kwetsbare vrouwen en veilige lgbtqia+-havens. De voorbeelden uit deze tentoonstelling draaien ons startperspectief met 180 graden. De gastvrijheid wordt hier niet gewaarborgd door transparantie, maar door verhulling en beschutting, in verschillende vormen en maten.

Mogelijk moeten we de aanpak dus omkeren, als we écht menen dat we iedereen mee willen laten doen. Geborgenheid als publieke ruimtelijke basiswaarde, in plaats van pure transparantie. Het klinkt nog niet zo gek. Het publieke domein is tenslotte wat anders dan een winkelstraat. Laten we beginnen met het afstoffen van Hertzberger en Van Eyck, hoewel dat aan het begin vast wat kriebelig voelt. Maar als je die stap eenmaal gezet hebt, ontstaat misschien de juiste mindset om ook direct de échte horde van onze tijd te nemen. Een architectuurdiscours dat leunt op thema’s als geborgenheid en beschutting biedt ons hopelijk de juiste kaders om écht gastvrij te bouwen voor de processen en entiteiten op de planeet die we zo rigoureus aan het verdringen en vernietigen zijn.